DANSEN IN DE STILTE VAN ZIJN EENZAAMHEID
Arie, 92 lentes jong, een verwevenheid van levenservaring en herinneringen. “Mijn vader had acht broers. Ik vond dat vreemd. Ik zat erover na te denken, hoe kan dat toch? Mijn vader is geboren in Amsterdam, een broer is geboren in Gent, eentje in Leuven, eentje in Antwerpen en ook eentje in Haarlem. Mijn overgrootmoeder, die kwam uit Zaandam. Ik denk, hoe kan dat nou toch?! Ik heb nog één broer, Will, die is dat voor mij gaan uitzoeken. Hij had een stapel vanaf het jaar 1700. Wist u wel dat uw voorouders in het verleden vanaf het jaar 1700 tot heden allemaal op de kermis hebben gestaan? Nu schijnt dat het zich steeds een generatie overslaat. Ik heb kermisbloed. Mijn opa had het, mijn vader niet, maar mijn kleinzoon weer wel. Ik maak miniatuur kermisattracties. Tegenwoordig, als ik er geen zin meer in heb, dan stop ik ermee. Dan is het voor mij voorbij. Maar gelukkig dat ik deze hobby’s nog heb, anders denk ik dat ik een beetje aan het vereenzamen ben. Ik zal het u eerlijk vertellen. Ik heb er eigenlijk 's avonds erg last van. Ik kan mijn ei niet kwijt. Als ik destijds in een museum stond en ik kwam 's middags thuis, dan vroeg mijn vrouw altijd: “En was het leuk? Was het druk?”. Mijn vrouw was altijd erg geïnteresseerd. Ik mocht alles van haar. Nu valt dit weg. Soms zit ik te praten tegen de stoel. Haar stoel, waar ze altijd gezeten heeft. Ik zie haar daar zitten. En dan weet ik, dan moet ik uitkijken. Dan word ik eenzaam.”
“De hobby van mijn vrouw is het verzamelen van poppen. Deze doe ik nooit weg! Wij waren 65 jaar getrouwd. Ik heb 65 rozen gekocht, gedroogd en verwerkt in een hart.”
“Hoe bent u bij de toneelgroep Zout terechtgekomen? Op een gegeven moment was ik in de bibliotheek. Ik vond een folder genaamd “Geraniums”. Ik ben gaan informeren, ik kreeg een uitnodiging. Ik was al gelijk aangenomen! Hartstikke leuk! Toen kwam Lust Liefde Leeftijd. Het was net twee maanden geleden dat mijn vrouwtje overleed. Ik dacht, zal ik het dan wel doen? Wil ik het wel doen? Ik heb het besproken met mijn psycholoog en met mijn jongste zoon. Mijn zoon zei: “Dat moet je wel doen pa”. Ik had de behoefte om te praten tegen de mensen maar ik kreeg de indruk dat mensen dachten, “Daar heb je hem weer, met z’n verhaal”. Samen met Hella was ik het gezicht op de posters, folders, artikelen en social media. We moesten samen in één bed liggen tijdens de fotoshoot. Het enige wat ik steeds tegen Hella zei was: god, wat ben je lekker warm hé, wat lekker warm!” Hoe voelt het om met Hella in één bed te liggen na het overlijden van uw vrouw? In het begin had ik er een beetje moeite mee. De rechercheur zei tegen mij: ” Arie, het is theater jongen, het is theater.” Ik heb altijd in het theater gezeten. Zoals ik het kan, doe ik mee. Toen ik destijds de verhalen vertelde over mijn vrouw, wat ik meegemaakt heb en op de dag van haar overlijden, dan kruipt hier en daar wel een behoorlijke emotie. Ik ben er tot haar laatste minuut bij geweest.”
“In september ging ze bij mijn zoon oppassen. Ze kwam 's avonds thuis en ze was helemaal niet lekker. Ze wou niet eten, ze kon niet meer plassen. Ze dronk wel, maar het moet er ook uit hé. Ik maakte me zorgen. Met veel moeite en pijn kwam toch de huisarts met de assistente. “Ik kan niks constateren. Maar goed, gezien haar leeftijd en haar lichaam, denk ik dat het toch goed is om haar even te controleren in het ziekenhuis,” zei de dokter. Ik heb de ambulance gebeld, hop het ziekenhuis in. Ze heeft 14 dagen in het ziekenhuis gelegen. De derde dag was ik er, alles werkte perfect. Ze at, ze dronk en ze kon weer plassen. De zusters zeiden dat ze naar huis mocht, wat achteraf dus niet bleek te zijn. Haar bloeddruk was niet goed. “Ach, dat komt wel goed,” zei ik tegen mijn vrouwtje. En dat was ook zo. In de loop van de week erop mocht ze weer naar huis. Ze kwam thuis op de vrijdagavond. De eerste dagen ging het van geen kanten. Ik dacht, dat is de emotie hé, 14 dagen in het ziekenhuis gelegen, dat moet ze echt verwerken. Vanuit het ziekenhuis kreeg ik de mededeling, ze moest op dieet. Die diëtist kwam langs. Mijn vrouw zat in haar stoel, ze was helemaal niks meer. Ze dronk niet, ze at niet. Het gesprek volgde ze wel. De diëtist was nog maar net de deur uit en ik kreeg een telefoontje van de huisarts. “Ik heb niet zo prettig nieuws voor u. Ik heb net een gesprek gehad met de cardioloog. Ze wil de stekker eruit trekken,” zei de dokter. Hé?! Hoe bedoelt u? vroeg ik. “Het hart werkt niet goed meer. Mevrouw kan niet meer naar huis, u moet nadenken over een zorginstelling of een hospice. Wilt u dit mededelen aan de rest van de familie?” vertelde de dokter. Ik pikte dit niet. Haar nieren en haar lever waren aangetast. Maar ze konden er nog iets aan doen. U moet haar opnemen in het ziekenhuis! Al is het om enkel die twee organen te laten functioneren. Ze namen haar tussentijds op, zodat wij op zoek konden naar een zorginstelling of een hospice.”
“Vrijdagavond rond een uur of half 10 kwam de zuster. Ze zei: “Ik denk dat het verstandig is dat we een ledikantje erbij zetten en dat er iemand gaat waken.” We hadden een hele planning gemaakt. Mijn zoon zou vrijdag op zaterdag blijven, en ik zou het 's morgens overnemen. Er kwam ook al gelijk een geestelijke verzorgster met de vraag of mijn vrouw behoefte had aan geestelijke verzorging. “Doe maar,” vertelde mijn vrouw. Zaterdagmiddag is ze bediend. Mijn zoon nam mij zaterdag over. De nacht van zaterdag op zondag, om 04:00 uur 's nachts belde mijn zoon op. “Kun jij komen? Het gaat helemaal niet goed met mama. Ze roept om jou!” “Dan kom ik eraan,” zei ik. Ik heb mijn broer gebeld. We zijn samen naar het ziekenhuis gereden. Ik pakte haar hand vast. “Help me toch, Arie, help me toch. Zuster, help me toch, help me toch,” riep Arie’s vrouw in angst. Ik heb haar hand vastgehouden. Ik heb haar niet meer losgelaten. Ik heb daar gezeten van 10:00 tot 12:45 en toen is ze gestorven. Ze kreeg een kalmeringsspuitje, want ze werd opstandig. Ze was nog bij de tijd. Maar bij dat spuitje heb ik mijn twijfels, want binnen een half uur was ze overleden. Ze lag dood in mijn handen. Ik had het in de gaten, ik had haar vast. Ik zei tegen mijn schoonzus: ze is dood, bel maar een zuster. Ik wist het zeker. De verpleegster kwam erbij. “Ja, ze is dood,” bevestigde de verpleegster. Zondagmiddag 26 oktober 2020 om 12:45, op 84-jarige leeftijd. Ik voelde me machteloos. Ik had het nooit verwacht. Wij hadden plannen, vergaande plannen. Wij zouden binnen anderhalf jaar 65 jaar getrouwd zijn. Toen we 60 jaar getrouwd waren, brak de corona uit. We konden niets doen, niets organiseren, het niet vieren. Geestelijk was mijn vrouw heel goed. Ik dacht: potverdomme, we hebben met z’n tweeën een heel bewogen leven achter de rug. Wij vonden het beide de moeite waard om dat te vieren. Veel mensen komen zo ver niet. “Jij hebt mijn zegen,” zei ze. Het is sneller gegaan dan ik dacht.”
“Ik vroeg mijn vrouw, “wat ga je doen als ik eerder ga?” “Dan ga ik naar de kinderen,” zei ze. “Daar moet je niet op rekenen. Ik ken jou en de kinderen. Ze zullen heel goed voor je zijn, daar gaat het niet om. Maar jij wilt zelfstandig zijn, en dat lukt jou niet. “Dan ga ik rondzwerven,” zei ze. Dat vind ik lulkoek, zei ik. Ik ben zeer verdrietig, en ik mis haar elke dag. Maar als ik eerlijk moet zijn, van de andere kant, ben ik toch blij dat zij eerder is gegaan dan ik.”
“Ik organiseerde dagtochten met mijn vrouw. Ze sliep altijd het liefst in haar eigen bed. Dit deden we jaar in, jaar uit. Er is geen stad in Nederland waar we niet zijn geweest. Ze had overal belangstelling voor. We hebben iedere dag, 17 jaar lang, echt iedere dag van 's morgens 09:30 tot 's avonds 18:00 met onze kermisminiatuur op de Efteling gestaan. Tentoonstellingen, daar gaf mijn vrouw niet zo veel om. Als we dan in een stad waren, ging ik naar een tentoonstelling en zij vermaakte zich tijdens het winkelen. We maakten altijd een afspraak. Zo laat zijn we weer bij elkaar, lekker eten, en dan weer naar huis. We waren altijd bij elkaar. We toonden altijd belangstelling. Ik mocht alles, ze ging overal mee naartoe. Alleen de laatste jaren niet meer.
“Ik weet nog wel. We stonden een keer bij de bushalte te wachten. Mijn vrouw was een echte dierenvriend, en vooral van katjes. Ze zag een katje dood maar onbeschadigd aan de kant van de weg liggen. “Dat vind ik toch zielig, dadelijk rijdt er een tram overheen en dan blijft er niets meer van over. Dat katje neem ik mee,” zei ze, “die ga ik onderweg begraven.” Ik zeg, ben jij op je bol gevallen?! “Nee,” zei ze, “Dat ga ik gewoon doen.” Wat mijn vrouw zegt, dat gebeurt dan. Wat denk je? Wij gingen naar zo’n hele dure modezaak om te vragen naar een tas. Mijn vrouw kwam met een dure bonttas naar buiten. We moesten nog zo’n 10 minuten tot een kwartier wachten op de bus. Dus wat doen wij? Wij zetten de tas neer en wij lopen wat rondom de bushalte. Niets vermoeiends, kwam een vrouw, en die pikt de tas. Ik zei tegen mijn vrouw, nou je kunt doen wat je wilt maar, ik wil wel weten waar die mensen met dat dode katje in die tas naartoe gaan. Wij zijn haar achterna gegaan. Bij de eerstvolgende halte stapte de vrouw uit bij een cafetaria. Wij gingen recht tegenover haar zitten. De vrouw wou natuurlijk weten wat ze aan de haal geslagen had, wat voor buit er in de tas zat. We zagen haar, haar hand in de tas steken waarbij ze waarschijnlijk het katje voelde. Die dacht natuurlijk, dat is het bont van de tas. Totdat ze daadwerkelijk uit nieuwsgierigheid in de tas keek. Ze keek recht in een paar gele kattenogen. Ze viel flauw! Het personeel van die cafetaria belde de ambulance. Die dachten ook, wat moeten we hiermee? Die wisten natuurlijk niet dat er een dode kat in de tas zat. De ambulance heeft de vrouw meegenomen. Een van de ambulance-medewerkers zei nog: "Die persoonlijke bezittingen, die moeten ook mee." De ambulance-medewerkster plaatste de tas met de dode kat op de brancard en vertrok toen.”
“Mijn vrouw is tijdens de oorlog aangereden door een militair voertuig. Ze heeft toen zes weken in coma gelegen. Mijn vrouw is in België terechtgekomen om te revalideren. Ik leerde mijn vrouw kennen toen ik destijds 27 jaar oud was. Ik ben een kermisfanaat hé! Ik was op de kermis bij wat bekenden. Zij hadden een poffertjeskraam. Ik zat daar poffertjes te eten, en toen kwam er weer een mooie dame voorbij, met een mooie blauwe jurk aan. Ik zie het nog zo voor me. Ze draaide zich om en ze lachte naar mij. “Wil jij poffertjes?” vroeg ze. Nou, graag! Ik bleef maar naar haar kijken. We hebben samen poffertjes gegeten, ik heb haar naar huis gebracht en het is aan gebleven. Na anderhalf jaar gingen wij samenwonen en op 6 november waren wij verloofd. Want als we samen gingen wonen, moesten wij trouwen. Wij zijn op 17 januari getrouwd. Op de kermis krijg je altijd prijs, zeggen ze dan!”
“Daarvoor had ik ook al een beetje kennissen gehad, maar die hebben mij belazerd. Dat kun je ook meemaken hé! Ik heb een gebroken hart gehad. Ik kwam uit dienst. Ik had een dienstkameraad, we namen afscheid na onze dienst en we gingen beiden naar huis. Het was tweede pinksterdag. Ja, je bent een jonge vent en je wilt wat. Ik pakte mijn fiets en ik ging fietsen. Ik ontmoette daar een meisje. Ze kruiste mij. Ze reed mij voorbij. Het was een mooie vrouw, dus wat deed ik? Ik draaide mij om en hetzelfde moment draaide zij zich ook om. Ze lachte naar mij. En wat doe je dan als een jonge vent? Dan draai je gewoon je stuur om, en dan ga je haar achterna. Ik ben meegereden tot Dongen, we maakten een afspraak. Ik heb ruim acht maanden verkering met haar gehad. Maar wat bleek nu, mijn kameraad die had ook verkering met iemand uit Dongen.”
“We hadden een reünie georganiseerd van dienstkameraden uit Roermond. Zij waren na verloop van tijd naar Dongen teruggegaan. Ik kon niet bij de reünie zijn, ik moest werken. Maar wat gebeurt er? Die dienstkameraad van mij gaat er met mijn meisje vandoor. Ik kwam daarachter. Ik had het acuut uitgemaakt, ik was woest. Ik werd er ziek van. Ik heb een week of vier op bed gelegen. “Met onze Arie gaat het helemaal niet goed,” sprak mijn moeder tegen mijn vader. Ik was er kapot van, dat ze mij zo belazerd had. Ik had echt een gebroken hart.”
“Wij hadden wel een seksleven, maar op een andere manier. We mochten geen seks voor het huwelijk. Daar hebben wij ons ook aan gehouden. Maar toen we getrouwd waren... binnen anderhalf jaar was mijn vrouw in verwachting. Dit was eigenlijk niet de bedoeling haha. Maar seks, op een gegeven moment ging het niet meer met mijn vrouw. Ik wou het ook niet meer. Want ik zou mijn vrouw pijn doen. Maar we hadden wel seks op een andere manier. Ik zorgde voor haar. Mijn vrouw sliep de laatste jaren beneden. Ik sliep boven. 's Ochtends maakte ik haar boterhammetjes, ik vroeg of ze lekker geslapen had en daarna begon ik haar te wassen. Het moment dat ik mijn vrouw waste en mijn handen op haar lichaam terechtkwamen. Daar kreeg ik het warm van. Dat was onze seks, onze intimiteit. “Wat ben jij toch mooi,” zei ze dan tegen me. “Jij ook,” zei ik haar terug. Je bent een vent die alles nog wil. Je komt er niet onderuit. Maar dit was voor mij onze seks. Ik zou nu niet meer gaan daten. Maar stel ik zou nu een leuk vrouwtje tegenkomen dan zien we het wel. Ik ben er niet op uit maar, ik ben er ook niet vies van. Het moet wel op mijn pad komen maar, dan zou het eerder vriendschap zijn. Daar zou ik nog wel behoefte aan hebben. “Wat was uw versiertruc bij de meiden? Als ik een meisje tegenkwam, dat waren allemaal eendagsvliegen. Ik bracht ze naar huis en dan was het weer gedaan. Ik was er niet vies van. Echt versieren wil ik niet zeggen maar, als ik haar leuk vond dan maakte ik wel een praatje. Maar die mij destijds bedrogen had, kwam ik naderhand nog een keer tegen bij de ANWB. Ik dacht, verrek die ken ik!”
“Wat is uw fijnste herinnering? “Dat wij geridderd werden. Wij hebben samen heel veel gedaan. Ontspannen en technische vaardigheden in ziekenhuizen, bejaardenhuizen, gebreken aan bijvoorbeeld toiletten, zonneschermen of de boodschappen doen bij een oudere dame die slecht ter been was. We deden alles kosteloos. Mijn vrouw deed heel veel voor anderen.”
“Heeft u nog een fantasie? Ik heb het nog steeds in mijn gedachten, en ik laat het niet los. Ik zou nog graag een boek willen laten schrijven. Een boek dat gaat over mijn leven. Mijn leven samen met mijn vrouw. Ik zou het zelf niet kunnen. Maar ik zou het wel kunnen vertellen. Dat is nog een interesse die ik zou willen verwezenlijken voordat ik naar boven ga.”